Columns van Ingrid Bosman
Kijk ze zitten. In het magnetisch veld van elkaar en de musici. Historische beelden, maar dat beseft nog niemand op het moment dat ze worden gemaakt. Een ding weten deze bezoekers zeker, laten ze voor de camera weten: dit willen ze vaker meemaken. Aan de voeten van het orkest helemaal opgaan in de muziek.
Dat orkest is Pynarello, rebellenclub in de klassieke muziek. De aftermovie van Dvořáks negende symfonie op z’n Pynarello’s laat zien dat deze musici lak hebben aan de (ongeschreven) regels. De kortste samenvatting: een energiebom die klinkt als een klok.
Dat dit collectief zonder dirigent en bladmuziek speelt is geen artiestentruc, geen poging om als zootje ongeregeld in de smaak te vallen, maar een keuze uit overtuiging. Want echt vrij kun je pas zijn wanneer je de muziek en je collega’s doorgrondt als je broekzak. Het is de manier om verdieping te zoeken, vertelde artistiek leider en violiste Lonneke van Straalen toen ik haar begin maart sprak voor een interview over het nieuwe seizoen.
"En als het niet mag, omdat sommige zalen nog aan zulke fratsen moeten wennen, zoeken de orkestleden zelf de mensen wel op in hun stoel."
Zonder lessenaars maakt Pynarello het podium tot speelveld, in steeds andere opstellingen en in gewone kleren. Ze laten het publiek stemmen op favoriete Beethoven-hits en smeden daar dan weer een nieuwe symfonie van. Ze bouwen een Guilty Pleasures Festival met hun eigen heimelijke genoegens – van vette filmmuziek tot meezingers uit de popmuziek. Ja, meezingers. Bij Pynarello is het heel gewoon dat de zaal zich roert. Of dat het publiek zich voor de toegift tussen de musici op het podium mengt. Het hoeft niet, maar het mag. En als het niet mag, omdat sommige zalen nog aan zulke fratsen moeten wennen, zoeken de orkestleden zelf de mensen wel op in hun stoel.
Tot zover het verhaal van begin maart. Pynarello zit thuis, net als wij, die slechts hoop kunnen putten uit de speellijst voor het nieuwe seizoen. Als er een orkest is dat iets zal weten te vinden op die verrekte anderhalve meter – iets moois, ook nog - dan is het Pynarello. Zijn de aanstekelijke beelden uit die filmpjes op de website dan verleden tijd? Ik weiger het te geloven. Sciencefiction is niet mijn favoriete genre maar ik hoop dat dit het is. Toekomstmuziek.
Gepubliceerd op 29 april, geschreven door Ingrid Bosman
Het was een van de laatste keren dat ik in een volle zaal mocht zitten. En wat deed ik? Twee vrouwen naast mij terechtwijzen. Om hun hardop uitgesproken ondertiteling, in de categorie ‘Och kijk, dat is Enschede!’ Ik probeerde vriendelijk te klinken (‘Het stoort nogal’), wat niet lukte, zodat ook het lafhartige bedankje waarmee ik afsloot terecht werd gewantrouwd. ‘Ik snap niet wat het probleem is’, werd me toegesist. Gelukkig greep de cast van de film ‘De beentjes van Sint Hildegard’ zelf in. Al snel waren we zo in de ban van Jan, Gedda en Sinie dat we elkaars nabijheid konden verdragen. Het lachen deed de rest.
Het is gek om je af te vragen wat de laatste keer was dat je live cultuur consumeerde. In een bioscoop, een theater, een museum. Want altijd wanneer je eerder terugdacht aan wat je daar had meegemaakt – van onvergetelijk tot niet te pruimen – dan was het in de zekerheid dat de nieuwe ervaringen voor het oprapen lagen. Bovendien bleef doorgaans het gebodene hangen en niet de entourage. Het verstommende geroezemoes bij het doven van de zaallichten, die aardige medewerker die je het garderobemuntje kwam nabrengen: je nam het allemaal voor lief. Ook de keren dat ‘de beentjes’ weer in mijn gedachten kwamen was dat in eerste instantie niet vanwege die twee dames naast mij.
Nu zit de cultuur in het echte leven op slot. Tegelijkertijd lijkt de keuze groter dan ooit, waar elke zichzelf respecterende instelling zich uitput in online alternatieven. Bovendien krijgen we ook het buitenlandse aanbod er letterlijk gratis bij, van opera in De Munt in Brussel tot concerten van de Berliner Philharmoniker. Niemand die zich nog kan beroepen op excuses uit het pre-coronatijdperk. De verjaardag van je moeder. Het voetbalteam dat op je rekent.
Ik heb meer tijd dan ik zou willen, maar ik heb geen trek in digitaal uitgeserveerde cultuur. Een overdaad aan surrogaat, zo voelt het voor mij. Ik begrijp dat niemand het contact met het publiek wil verliezen en ik bewonder de inventiviteit waarmee dit allemaal op poten is gezet – tot zover mijn gratuite dankbaarheid. Maar ik blijf liever nog even teren op die gedeelde lachsalvo’s in de Enschedese bioscoop. Op de bel van ingehouden adem in de schouwburg, bij de tranen van Elsie de Brauw in ‘Verboden Gebied: Vrouw in Niemandsland’. Op het stille ontzag van de menigte in de museumzalen in Gent, voor het werk van Jan van Eyck.
Hoe groter het online aanbod, hoe harder ik het echte werk ga missen. In die zin werkt de digitale afhaalservice in de cultuur misschien wel precies zoals het moet. ‘Niemand zal straks meer in de zaal zitten zoals voorheen’, werd ergens uit de mond van een theaterdirecteur opgetekend. Ik hoop dat dat ook voor mij geldt. Sorry, dames.
Gepubliceerd op 9 april 2020 geschreven door Ingrid Bosman