Couperus doorleeft ‘het eens zelf gewrochte'
Ruim twee jaar na de officiële opening ontvangt het Concertgebouw in Hengelo een bekende cultuurdrager. Schrijver Louis Couperus verzorgt op zondagmiddag 23 januari 1916 een lezing. Het is een van de eerste matinees en de belangstelling voor de ‘artiest-grandseigneur’ is volgens de krant heel behoorlijk.
Het is allemaal te danken aan eerste-luitenant Lex van Blijenburgh. Deze is tijdens de Eerste Wereldoorlog commandant van het derde eskadron wielrijders, dat in verband met de oorlogsdreiging in Hengelo is gelegerd. Van Blijenburgh en zijn vrouw Charlotte zijn sinds 1915 goed bevriend met Couperus, die dan regelmatig lezingen Den Haag en omstreken geeft.
In januari 1916 is de schrijver dus in Hengelo. Het Concertgebouw is voor hem extra mooi aangekleed met planten en een ruiker seringen. Couperus leest die winterse middag voor uit De ongelukkige en blijkt meer een schrijver dan een podiumartiest, schrijft de recensent van de krant de volgende dag. “Hij is geen voordrager van professie en training, zijn orgaan mist omvang en noodwendige oefening. Hij spreekt van nature te hoog, sommige klanken worden geknepen.”
Niettemin wordt het optreden geprezen: “Hoe doorvoelt en doorleeft Couperus opnieuw het eens zelf gewrochte, hoe weet hij te accentueeren, te schakeeren, hoeveel kleur en reliëf weet hij te geven aan het beschrijvende, hoeveel beweging aan het dramatische in zijn verhaal!’’
Foto afkomstig uit het boek “Doek op!” van Marco Krijnsen.
Louis Couperus in 1923